Vrijheid van meningsuiting: een mening is nog niet genoeg
Sommige mensen zijn de mening toegedaan, dat als ze ergens maar ‘ik vind’ voor zetten, dat wat zij zeggen een mening is geworden en dus alles wat je zegt onder de vrijheid van meningsuiting valt. Klinkt logisch, zou je zeggen. Maar zo werkt het niet.
De vrijheid van meningsuiting is een grondrecht, maar dat maakt het nog geen absoluut recht. Andere mensen hebben namelijk ook (grond)rechten, die wel eens met deze vrijheid van meningsuiting kunnen botsen. Niemand heeft daarbij een vetorecht. Daar moet je rekening mee houden bij het publiceren van content.
De vrijheid van meningsuiting is een heel belangrijk grondrecht. Zo belangrijk dat het niet alleen in onze eigen grondwet staat, maar ook in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dat betekent ook dat we hier mooie internationale rechtspraak over hebben. Zo’n grondrecht mag alleen in bijzondere omstandigheden beperkt worden. Daar zijn drie criteria voor:
- De beperking moet bij wet zijn voorzien;
- De beperking moet een legitiem doel dienen; en
- De beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.
Er zijn uiteraard vele andere wetten en regelingen, zoals het portretrecht, recht op een privéleven, recht op eer en goede naam en er zijn verbodsrechten zoals het verbod op belediging, smaad en laster. De rechten van een ander beschermen is natuurlijk een legitiem doel. Of zo’n beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving hangt vooral af van de proportionaliteit: gaat de beperking niet te ver?
Leestip: Portretrecht en privacy. Wat betekenen ze voor je content?
Het recht op vrijheid van meningsuiting is een zeer breed recht. ‘Offend, shock and disturb’ mag. Dus ja, content met een mening mag ook bij een ander als beledigend overkomen of choquerend zijn. Je mag dingen over mensen zeggen, die ze niet leuk vinden. Tot op zekere hoogte.
Lichtdoorlatend badpak
Catherine Keyl, je kent haar misschien nog van De 5-uur Show of haar talkshow die toch een beetje de Nederlandse versie van Oprah Winfrey was: Catherine. Ook Catherine gaat wel eens met vakantie en in een vliegtuig liet ze zich verleiden tot het kopen van een lichtdoorlatend badpak en bijbehorende sjaal.
Iedereen in het vliegtuig kon dat zien en tenminste één van de passagiers speelde dit door naar roddelblad Privé. Niet met een foto van haar, maar wel een foto van het badpak. Het was alsof haar naam werd gebruikt om het badpak te promoten, vond ze.
Catherine stapte naar de rechter. Dit was een inbreuk op haar eer en goede naam. Dat vond de rechter niet. Het was een onnozel bericht en ze had het badpak in de openbaarheid gekocht. De vrijheid van meningsuiting prevaleerde hier boven haar recht op eer en goede naam.
Belangenafweging
Omdat het recht op vrijheid van meningsuiting geen absoluut recht is, moet er altijd een belangenafweging worden gemaakt. Dat er rechten zijn die het recht op vrijheid van meningsuiting kunnen beperken, wil namelijk nog niet meteen zeggen dat die rechten dan altijd maar de meningsuiting mogen beperken. Het zijn als het ware botsende rechten. Per situatie zal moeten worden bekeken welk recht in dat specifieke geval zwaarder weegt.
Hoe belangrijker het nieuws, hoe meer je mag zeggen.
Hoe belangrijker het nieuws, hoe meer je mag zeggen. De vrijheid van meningsuiting gaat namelijk ver in combinatie met persvrijheid en het vergaren van informatie. De pers als ‘public watchdog’, mag daarom behoorlijk ver gaan. Ook roddelbladen en columnisten mogen veel publiceren.
Hoe ingrijpender de feiten en hoe meer iets als feit gebracht wordt, hoe beter je het moet onderbouwen. Dat wil echter niet zeggen dat je een duidelijke persoonlijke mening daarom opeens niet meer hoeft te onderbouwen. Ook het soort medium speelt een rol. Iets dat in de Telegraaf staat of tijdens het NOS 8-uur journaal wordt uitgezonden, zal een grotere impact op het leven van iemand hebben, dan een klein bericht in het plaatselijke sufferdje. De Telegraaf en de NOS moeten daarom voorzichtiger en omzichtiger omgaan met wat ze willen publiceren.
Aangerande columniste
Een Metro-columniste schreef eens dat ze was aangerand door een stand-up comedian. Onderweg naar huis wilde hij haar zoenen en dwong haar tegen een schutting. Zij wilde dat niet, maar had op dat moment niet duidelijk nee kunnen of durven zeggen. Ze deed haar verhaal uit de doeken in een column. Ze noemde zijn naam niet. Uit andere feiten en omstandigheden genoemd in die column, was hij echter wel te achterhalen.
Ze gooide zijn eer en goede naam daarmee te grabbel.
Ook omdat anderen over dit voorval hadden geschreven en soms wel zijn naam hadden genoemd. De columniste had overigens geen aangifte gedaan van wat zij in haar columns een aanranding noemde. De comedian spande daarom een rechtszaak aan tegen de publicatie. Hij won. Omdat het ernstige aantijgingen waren, die niet waren onderbouwd.
Ze gooide zijn eer en goede naam daarmee te grabbel. Toch volgde enkele jaren later weer zo’n column, over het zelfde voorval. Nog steeds zonder aangifte. Ook die column werd weer door de rechter als onrechtmatig aangemerkt, omdat nog steeds de aantijgingen onvoldoende onderbouwd waren. Dus ook een mening moet, zeker als de beschuldigingen ernstig zijn, voldoende worden onderbouwd.
Wie zijn journalisten?
Je zou nu bijna kunnen denken dat alleen journalisten zo ver mogen gaan met het uiten van hun mening. En het is zeker zo dat journalisten en de pers hier verregaande bevoegdheden in hebben gekregen. Maar nu we zelf artikelen kunnen publiceren, zoals ik ook dit artikel schrijf en publiceer of zoals we artikelen kunnen publiceren op bijvoorbeeld LinkedIn of uitgebreid een mening kunnen delen op Instagram, Twitter en Facebook, zijn wij dan niet ook journalisten geworden?
Journalist is geen beschermde titel.
Journalist is een vrij beroep. Iedereen mag zich zo noemen, het is geen beschermde titel. Hoe meer je vooral informeert, hoe meer je bescherming krijgt als journalist en hoe verder je soms mag gaan.
Aan de andere kant mag je als niet-journalist juist ook weer veel, als je mening niet ver verspreid wordt. De impact is dan immers niet groot, waardoor rechten van een ander ook minder geschaad worden.
Er is geen eenvoudige formule te geven om te bepalen wat je wel of niet mag publiceren. Zie het als een weegschaal met aan de ene kant het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de andere kant het recht van een ander. Leg daar steeds omstandigheden in en kijk welk recht uiteindelijk het zwaarst weegt.
Leestip: Hoe zit het eigenlijk met auteursrecht op content?
Vrijheid van meningsuiting in een cartoon
Misschien denk je nu vooral aan teksten of aan portretten als het gaat om de vrijheid van meningsuiting tegen het recht op eer en goede naam. Maar het gaat om alle soorten content. Denk bijvoorbeeld aan videoclips, podcasts, songteksten en dus ook aan cartoons.
Ruben L. Oppenheimer en Theo Hiddema (advocaat en kamerlid voor FvD) liggen elkaar niet zo. Hiddema is namelijk niet zo blij met de satirische, politieke cartoons van Oppenheimer. Op enig moment werd dat een rechtszaak, waarbij Oppenheimer Hiddema geen louche advocaat mocht noemen.
Het was precies in de periode dat ook een boek van Hiddema verscheen. De rechter wees een rectificatie toe, maar wees enige schadevergoeding af. Uiteindelijk zag Hiddema af van de rectificatie, maar voor Oppenheimer was het een te mooie kans om te laten liggen. Hij maakte een cartoon, bij wijze van rectificatie. Met zijn eigen tekst natuurlijk.
Een schending van de eer en goede naam of een schending van het portretrecht of recht op privéleven kun je civielrechtelijk aanvechten. Daarmee kun je de publicatie verbieden en bijvoorbeeld een rectificatie eisen. Wie vindt dat hij/zij gewoon mag publiceren, zal natuurlijk niet snel naar een verzoek luisteren. Er zal een rechtszaak aan te pas moeten komen om het uit te vechten en rechten af te kunnen dwingen.
Een rechtszaak kost geld. Je proceskosten krijg je hooguit deels van de wederpartij vergoedt, bij winst. De schadevergoedingen in Nederland zijn laag. De inbreuk moet dus wel erg groot zijn of je moet wel erg principieel zijn, wil je van zoiets een rechtszaak maken. Of je zit gewoon goed in je slappe was, dat kan natuurlijk ook.
Barbra Streisand-effect
Bovendien moet je uitkijken voor het Barbra Streisand-effect. Barbra Streisand had een huis dat bijna niemand kende. Maar toen kwam Google Earth. Van bovenaf was opeens haar huis te zien. Nu zou iedereen opeens weten welk huis van haar is, dacht ze. Dat wilde ze absoluut voorkomen! Het huis moest van Google Earth af!
Het huis moest van Google Earth af!
Het werd een rechtszaak. Iedereen moest natuurlijk wel weten om welk huis en om welke afbeelding die rechtszaak ging. Het huis dat niemand kende, ook niet nadat het op Google Earth verscheen, was opeens bij iedereen bekend, door die rechtszaak.
Kortom, procederen om iets juist niet te bekend te krijgen, kan ervoor zorgen dat het juist alsnog bekend wordt. Zelfs bij winst ben je dan verder van huis. Iets om vooraf goed over na te denken.
Smaad en Laster
Wanneer een ‘mening’ echt te ver gaat, kan er sprake zijn van smaad(schrift) of laster. Content waarmee je wellicht een waarheid brengt, maar je dit opzettelijk verspreidt om iemands eer en goede naam aan te tasten en je dus het doel hebt om ruchtbaarheid te geven aan dat feit, dan is er sprake van smaad. Hier staat een gevangenisstraf op van maximaal zes maanden.
De verspreiding van de plasseksvideo van Patricia Paay was daarom ook smadelijk. Het was wellicht waarheid wat zij liet doen, maar de verspreiding ervan via GeenStijl, Twitter en via Whatsapp groepen is een opzettelijke verspreiding, met het doel ruchtbaarheid aan het filmpje te geven en waarmee opzettelijk haar eer en goede naam werd aangetast.
Laster is eigenlijk hetzelfde als smaad, met het verschil dat het in het geval van laster niet gaat om een feit, maar juist om een onwaarheid die verspreid wordt.
Zonder aangifte en klacht zal er niet worden vervolgd.
Beide zijn overigens klachtdelicten. Zonder aangifte en klacht zal er dus niet worden vervolgd. Er moet specifiek om die vervolging worden gevraagd.
Smaad en laster zijn daarmee eigenlijk specifieke vormen van belediging. Wat we in het strafrecht een eenvoudige belediging noemen, mag ook niet. Het gaat daarbij overigens niet zozeer of iemand het beledigend opvat, maar of het objectief bepaald beledigend is.
Een mening mag immers ook ‘offending’ zijn. Door er ‘ik vind’ voor te zetten, is een uitspraak overigens nog niet opeens toegestaan als deze beledigend is. Belediging in de zin van het strafrecht gaat om de vraag of iemand de opzet had een ander te beledigen.
Mierenneuker
Mag je een agent nu uitschelden voor mierenneuker? Is dat een belediging of niet? Volgens de Hoge Raad kan dat afhangen van de omstandigheden van het geval. Een man die het woord uit frustratie uitte, maar dat dus niet per se beledigend bedoelde, werd vrijgesproken van belediging.
Mag je een agent uitschelden voor mierenneuker?
Een jongen wiens scooter op de rollerband werd gecontroleerd en driemaal hardop, waar een stel vrienden van hem bij waren, agenten voor mierenneuker uitmaakte, kreeg volgens de Hoge Raad wel terecht een boete. Het zou van de jongen namelijk vooral de bedoeling zijn geweest dat die omstanders hoorde dat hij de agenten voor mierenneuker uitschold, waardoor het juist een beledigend karakter kreeg.
Overigens schijnen er weinig boetes uitgedeeld te worden voor pannenkoek, wijsneus of koekenbakker.
Mag je dan helemaal niks meer zeggen?
Je mag juist heel erg veel zeggen, omdat de vrijheid van meningsuiting een belangrijk grondrecht is. Wat je zegt mag zelfs ‘to offend, shock or disturb’ zijn.
Wat je als feit brengt, moet je ook als feit kunnen onderbouwen. Hoe groter je bereik en impact, hoe beter je uit moet kijken. Ook duidelijke meningen en ervaringen moet je soms kunnen onderbouwen. Hoe dan ook mag je iemand niet opzettelijk beledigen.